rutje
(1912) (Barg.) kaal. • Hij was rutje van zijn kruin tot zijn hakken en daarom kon je alles met hem doen. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912) • rutje, kaal: hij was - van zijn kruin tot zijn hakken, Querido Jordaan. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)