ruft
(1960+) (inf.) wind, scheet. Ook: rufto. Kijk ook onder ruften*. • (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • Henk en ik gingen daar om beurten op zitten, lieten een fikse wind, een zogenaamde ruft... (Wim de Bie: Morgen zal ik mijn mannetje staan. 1991) • Rufto: wind; teruggevormd van het Bargoense werkwoord 'ruften'. (C.A.J....