Roer
o. (-s, -en), 1. toestel achter aan een vaartuig, dienende om er de vereiste wending aan te geven: goed naar het roer luisteren of scherp op zijn roer zijn, gemakkelijk de werking van het roer volgen (van een vaartuig); — (fig.) niet naar het roer luisteren, ongehoorzaam zijn; — uit het roer lopen (van een sc...