Wat is de betekenis van Ronk?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ronk

m. (-en), (Zuidn.) 1. ronkend geluid. 2. rondlopend gerucht: de ronk gaat, er wordt heimelijk verteld; een ronk van iets horen.

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ronk

geronk, hewig snork; hard gons (insekte); snor, dreun (enjin).

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ronk

m. (Z.-N. 1 ronkend geluid; 2 rondlopend gerucht): 1. de ronk van een machine; 2. ik heb zo een ronk gehoord.

2025-07-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Ronk

(Roncq), gem. in Fransch-Vlaanderen (XI 144 E 2-3); ca. 6.700 inw., meerderheid Franschsprekend. Klooster: Zusters van de H. Teresia (Avesnes). Nijverheid en landbouw.