Wat is de betekenis van Roef, (zelfst. naamw.)?

2025-07-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Roef, (zelfst. naamw.)

v./m. (roeven), schuin oplopend deksel op een doodkist; (bouwkunst) strook zink die over een roeflat wordt gewerkt en waarin de opstaande kanten van de zinkbladen worden opgesloten; deel van een vrachtschuit of een klein jacht als verblijf; (hist.) overdekte plaats in een trekschuit.