Rhodotýpos SIEB. et zucc
Struiken met tamelijk dunne twijgen met veelschubbige, afstaande knoppen, vaak met bijknoppen; bladeren kort gesteeld, overstaand, enkelvoudig, dubbel gezaagd met kleine steunblaadjes. Bloemen zuiver wit, alleenstaand of enkele bijeen aan het einde der korte zijtakjes, 4-tallig met schotelvormige kelkbuis, talrijke meeldraden en meestal 4, zeer zel...