Reuk
m., 1. het vermogen om te ruiken, om geuren gewaar te worden: het zintuig van de reuk ; een scherpe, fijne reuk hebben ; — (spr.) zijn reuk is zó fijn, dat hij de zonde wel kan ruiken, scherts. gezegd van iem. die overdreven vroom is ; — geen reuk hebben, niet ruiken; 2. (-en), dat wat men met de neus...