Wat is de betekenis van repliceren?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Repliceren

(repliceerde, heeft gerepliceerd), (< Lat.), antwoorden, inbrengen tegen het gezegde.

2025-07-24
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

repliceren

UIT: Postuum Doeschka Meijsing: Vonkend en bijtend de pijn te lijf (Arjan Peters, de Volkskrant, 1 februari 2012) CONTEXT: 'Competitief is een erg geruststellende beschrijving' voor hun omgang, schreef Doeschka; diepe angst en jaloezie kwamen dichter in de buurt. Waarop Geerten REPLICEERDE: 'In haar 100% chemie behandelt ze de Duits...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

repliceren

repliceren - regelmatig werkwoord uitspraak: re-pli-ce-ren 1. iets zeggen of schrijven op een vraag ♢ ja maar, repliceerde hij, daar kon ik niets aan doen Regelmatig werkwoord: re-pli-ce-ren ik repliceer ...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Repliceren

[v. Lat. re-plicare = open-vouwen; antwoorden] ww antwoorden; tegen het gezegde inbrengen, terugzeggen; van repliek dienen.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Repliceren

(replikeren) antwoorden

2025-07-24
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

repliceren

antwoorden.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Repliceren

de tegenpartij beantwoorden; tegenspreken

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

repliceren

antwoorden, bescheid doen, daartegen inbrengen, terugzeggen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

repliceren

gerepliceerd (Lat. replicare: antwoorden, iets wederleggen, terugzeggen, hervatten).