Regentijd
m. (-en), jaargetijde waarin het pleegt te regenen, in 't bijz. m. betr. t. het tropische klimaat, de tijd van de natte moesson.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), jaargetijde waarin het pleegt te regenen, in 't bijz. m. betr. t. het tropische klimaat, de tijd van de natte moesson.
Muiswerk Educatief (2017)
regentijd - zelfstandig naamwoord uitspraak: re-gen-tijd 1. seizoen in de tropen dat het veel regent ♢ we waren in Indonesië in de regentijd Zelfstandig naamwoord: re-gen-tijd de regentijd
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J. van Donselaar (1936)
(de, -en), 1. een van de twee regentijden: zie grote en kleine regentijd. ( ) vermits de Attaques der Wegloopers in de droogen tijd vrij minder te vreesen syn, dan in de Reegen tijd ( ) (1775, zie De Beet 202). 2. syn. van grote regentijd: z.a. In den regentijd, dus vooral in Mei en Juni, groeit het onkruid zeer snel, in den drogen tijd echter (...
M. J. Koenen's (1937)
m. regentijden (tijd, waarin veel regen valt; inz. O.-I., natte-moessontijd): de kleine regentijd van November tot begin Februari; de grote regentijd, van Februari tot einde April.
John Kooy (1933)
valt op lage breedten (40 gr. N. tot 40 gr. Z. v/d Aequator) tijdens den boogsten stand der zon; i/d landen om de Middel). Zee, in Californië, Z.-Australië en Chili daarentegen i/d winter.
Jozef Verschueren (1930)
(‘re:gən) m. (-en) 1. Algm. tijd van het jaar waarin het gewoonlijk regent. 2. O. I. natte-moessontijd : de kleine duurt van einde november tot begin februari, de grote van midden april tot einde juli.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-en), seizoen waarin aanzienlijk meer regen valt dan in de overige seizoenen. De tropen kennen twee regentijden die vrijwel steeds in een bepaalde periode van het jaar voorkomen. In de gematigde streken is doorgaans slechts één regentijd bekend die dan nog vaak weinig geprononceerd is.
J.H. van Dale (1898)
Regentijd - m. jaargetijde waarin het gewoonlijk regent; ...TON, v. (-nen), watervat waarin het regenwater door de dakgoot van het dak loopt.
I.M. Calisch (1864)
Regentijd, m. jaargetijde waarin het gewoonlijk regent. *...TON, v. (-en), watervat waarin de regen valt. *...VLAAG, v. (...agen), zware regenbui. *...VLOED, *...STROOM, m. (-en), vloed -, overstrooming door den regen veroorzaakt. *...VOGEL, m. (-s), vogel die regen voorspelt (wiens verschijnen door regen gevolgd wordt). *...VORSCH, m. (-en),...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: