Wat is de betekenis van Ras (3)?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ras (3)

Ras (3) - RAS o. (-sen), soort, geslacht (van menschen of dieren); er zijn 5 menschenrassen; paard, hond van inlandsch, buitenlandsch, gekruist ras; een goede hond doet zijn ras eer aan; — volbloedig; iem. van ras; vol pit; eene actrice van ras, die uitstekend speelt: — hij is van een goed ras, van eene gezonde familie; (fig.) slag, aa...