Wat is de betekenis van rantsoen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rantsoen

(<Fr. ration), o. (-en), 1. de voor elk der leden van een gemeenschap beschikbaar gestelde portie van die middelen tot levensonderhoud waarvan de gemeenschap maar een beperkte hoeveelheid ter beschikking heeft; inz. m. betr. t. de bemanning van een schip, de manschappen van een militaire formatie: het rantsoen van de dag; anderh...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rantsoen

rantsoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: rant-soen 1. afgepaste hoeveelheid ♢ jij hebt je rantsoen chocola voor vandaag wel weer gehad 1. op rantsoen staan [een afgeperkte hoeveelheid eten krijgen]...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Rantsoen

1 [Fr. en Eng. ration, van Lat. ratio, z.a.] hoeveelheid die toereikend moet zijn voor bep. tijd, spec.: dagelijkse hoeveelheid voedsel; 2 [Fr. rançon, van Lat. redemptio = verlossing] losprijs.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rantsoen

noodvoorraad; losgeld (vero.); dagelijkse portie sterkedrank (scheepv.); afgepaste hoeveelheid munitie

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

rantsoen

afgemete, vaste hoeveelheid voedsel of drank.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Rantsoen

o., losprijs (van Christus Matth. 20 : 28) ; dagelijkse hoeveelheid voedsel of drank

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rantsoen

s.n., rantsoen (it).

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

rantsoen

o. 1 dagelijkse hoeveelheid voedsel (op schepen. voor militairen en paarden); ook ten tijde van distributie; 2 losgeld.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

rantsoen

o. losgeld; hoeveelheid voedsel, die dagelijks beschikbaar is.