Rangeren
(rangeerde, heeft gerangeerd), (<Fr.), 1. (veroud. of ongew.) in een bepaalde volgorde schikken, ordenen: hoe goed gerangeerd zijn haar argumenten; 2. (spoorw.) treinen of losse spoorwagens in een bepaalde volgorde op een spoor of naar andere sporen manoeuvreren: een goederenwagen die nu was losgekoppeld en naar vrij spoor gerangeerd...