rampetamp
1) (1977) (als voorvoegsel) ruw, lomp; slordig, onordelijk. • Ook had hij het over een liedje dat 'in een nieuw jasje, een rampetamp-jasje was gestoken'. (Gerrit Komrij: Horen, zien en zwijgen. 1977) • "Als ik toch ergens ben, wil ik ook spelen. Tenzij het echt niet gaat en ik begrijp dat het hier niet ging. Bovendien hebben wij voor ons...