Ram (1)
Ram (1) - RAM m. (-men), mannetje van het schaap ; rammen en ooien; — mannetje van het konijn, rammelaar: een ram of eene voedster; — (spr.). hij is aan een (kwaden) ram gekoppeld, hij heeft met iem. te doen, die niet gemakkelijk is; — (fig.) wellusteling: het is een oude ram; een oude ram lust ook wel een groen blaadje, gezegd...