Rad (2)
Rad (2) - RAD bn. bw. (-der, -st), snel, vlug, schielijk : alles gaat hem rad af, hij is erg handig; — hij is erg rad van tong, spreekt zeer vlug, staat nooit verlegen, heeft altijd zijne woorden klaar.
J.H. van Dale (1898)
Rad (2) - RAD bn. bw. (-der, -st), snel, vlug, schielijk : alles gaat hem rad af, hij is erg handig; — hij is erg rad van tong, spreekt zeer vlug, staat nooit verlegen, heeft altijd zijne woorden klaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: