Putjesschepper
m. (-s), lediger van beerputten.
Marc De Coster (2020-2025)
(1920) (scheldw.) iemand met een minderwaardig beroep, van een lagere stand en van geringe ontwikkeling. Eigenlijk: iemand die beerputten leegmaakt. Putjesschepper mag dan een uitgestorven beroep zijn (sedert 1930 verdwenen de 'poepscheppers' uit het Amsterdamse stadsbeeld en dit ten gevolge van de invoering der putzuigmachines in 1928), het woord...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (2007)
iemand met een minderwaardig beroep, van een lagere stand en van geringe ontwikkeling. Eigenlijk ‘iemand die beerputten leegmaakt’. Putjesschepper mag dan een uitgestorven beroep zijn (sedert 1930 verdwenen de poepscheppers uit het Amsterdamse stadsbeeld ten gevolge van de invoering der putzuigmachines in 1928), het woord komt nog met r...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), lediger van beerputten; (oneig.) iemand met een zeer onaanzienlijk beroep, van geringe stand.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: