Wat is de betekenis van Putjesschepper?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Putjesschepper

m. (-s), lediger van beerputten.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

putjesschepper

(1920) (scheldw.) iemand met een minderwaardig beroep, van een lagere stand en van geringe ontwikkeling. Eigenlijk: iemand die beerputten leegmaakt. Putjesschepper mag dan een uitgestorven beroep zijn (sedert 1930 verdwenen de 'poepscheppers' uit het Amsterdamse stadsbeeld en dit ten gevolge van de invoering der putzuigmachines in 1928), het woord...

2025-07-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Putjesschepper

iemand met een minderwaardig beroep, van een lagere stand en van geringe ontwikkeling. Eigenlijk ‘iemand die beerputten leegmaakt’. Putjesschepper mag dan een uitgestorven beroep zijn (sedert 1930 verdwenen de poepscheppers uit het Amsterdamse stadsbeeld ten gevolge van de invoering der putzuigmachines in 1928), het woord komt nog met r...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

putjesschepper

m. putjesscheppers (lediger van beerputten).

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

putjesschepper

m. (-s), lediger van beerputten; (oneig.) iemand met een zeer onaanzienlijk beroep, van geringe stand.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten