Wat is de betekenis van Pruik, Paruik?

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pruik, paruik

v. pruiken (Fr. perruque: 1 kunstmatig vervaardigd hoofddeksel van vals haar; valse haardos; bij uitbr. dik, verward hoofdhaar; 2 scherts, ouderwets man; 3 bij verg. uithangsel van een gestopte tabakspijp): 1. pruik en zijn uit de mode; een jongen met een woeste pruik; zegsw. hij heeft de pruik op, nl. de bokkepruik, z. ald.; de pruik staat (of: zi...

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Pruik, Paruik

Pruik, Paruik, v. (-en), kunstmatig hoofdhaar. *-EBOL, m. (-len), houten hoofd (om er paruiken op te maken); (fig.) die veel doch verwilderd hoofdhaar heeft. *-EDOOS, v. (...ozen). *-EN, ow. gel. (ik pruikte, heb gepruikt), eene paruik dragen. *-JE, (B. -N), o. (-s), kleine paruik. *-EMAKER, m. (-s), kapper. *-ENTIJD, m. (fig.) de tijd van Lod...