Provisor
(Lat.), m. (-s), 1. (R.-K.) geestelijke verzorger die met de tijdelijke zaken, b.v. van een klooster, een onderwijsinrichting, een stichting is belast; 2. (apoth.) gediplomeerd apotheker die in dienst van een ander aan het hoofd van een apotheek staat, en verantwoordelijk is voor het technisch gedeelte.