prot (proet)
1. Wind, scheet, poepje. De wolven!... Kobeke kruipt gauw diep onder het deksel. En hij laat een klein protteke, CLAES 1933, 49. 2. Inz. in de kindert.: achterste, bips, billen; ook als vleinaam voor een kind: mijn klein protteke. 3. In toep. op het vrouwelijk geslachtsorgaan: kut; in Nederl. ook: prut, preut. We dachten dat...