Prōpugno
(1); 1. intr., tegenstand bieden, zich verdedigen, strijden, pro vallo, vóór enz., Liv., pro partu suo, voor, ten behoeve van enz., Cic., poët. c. d a t., propugnat nugis (voor kleinigheden) armatus (met gewapende hand = met grote heftigheid), Hor.; overdr., voor iets strijden = iets beschermen, verde...