Prōpŏsĭtum
i, n. 1. het voorgestelde. | vand. overdr., voornemen, plan, propositum peragere, Nep., assequi, Cic., tenere, Cic.; stelling, bewering; (in een geschrift) hoofdstelling, thema, ad propositum reverti, Cic., a proposito declinare, aberrare, Cic.; een algemene beschouwing. 2. de hoofdstelling van een sluitrede (= de...