Wat is de betekenis van Prollig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Prollig

I. bn. bw. (-er, -st), dik, gestremd (als brij); (fig.) prollig in de kleren zitten. II. bn. bw., proletig.

2025-07-28
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Prollig

Prollig - onbeschoft, dikdoend.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

prollig

bn., bw. (dik, als prol): fig. wat zit hij prollig in de winterkleren!

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

prollig

(‘prolləch) bn. en bw. (-er, -st) dik (als prol): wat zit hij in de winterkleren!

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

prollig

bn. en bw. (-er, -st), 1. dik, gestremd (als brij); 2. dik gepakt: prollig in de kleren zitten.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Prollig

Prollig - bn. (-er, -st), dik, gestremd (als brij).

Gerelateerde zoekopdrachten