Wat is de betekenis van Present (3)?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Present (3)

Present (3) - o. (-en), geschenk, gave : iem. iets present geven; — (spr.) ik heb het niet present gekregen, ik heb er moeite, onkosten genoeg aan gehad; — die kun je wel present krijgen, gezegd van iem. of iets, dat men zeer onaangenaam vindt; — dat is me een presentje, een ongenietbaar wezen; --de dood neemt geen presentjes aa...