Praktizijn
(<OFr.), m. (-s), 1. (oorspr.) rechtsgeleerde die partijen bijstaat bij het voeren van een proces; 2. (thans) niet-academisch gevormd juridisch adviseur ; z.g. zaakwaarnemer.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<OFr.), m. (-s), 1. (oorspr.) rechtsgeleerde die partijen bijstaat bij het voeren van een proces; 2. (thans) niet-academisch gevormd juridisch adviseur ; z.g. zaakwaarnemer.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), (verouderend) advocaat opgeleid aan de voormalige Rechtsschool te Paramaribo, dus met een graad, maar niet een academische. Ga maar naar een praktizijn, zei hij langs z’n neus weg. Dat was, zoals altijd, olie op het vuur (Vianen 1979: 39). -Etym.: In veroud. AN een al of niet gegradueerde gerechtsdienaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: