Wat is de betekenis van prakje, prakkie?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

prakje, prakkie

1) (1962) (Barg.) gevangenisstraf. 'Z'n prakje (prakkie) uitzitten': zijn gevangenisstraf uitzitten. • Hij zat z'n prakje uit, maar kreeg kans om de bajes voortijdig te kunnen verlaten. (Piet Bakker: Zo was het. 1962) 2) (1978) (inf.) vrouwelijk (of mannelijk) geslachtsdeel. Van Dale vermeldt enkel 'vrouwelijk' geslachtsdeel en het label...