Positief (taalgebruik)
In de spreektaal dikwijls gebezigd voor feitelijk of bevestigend. In de mathematische en proefondervindelijke wetenschappen wordt positief in tegenstelling van negatief gebruikt om een diametraal tegengestelde richting aan te wijzen: b.v. positief, wat bijgevoegd, negatief, wat afgetrokken moet worden. Een snelheid wordt positief genoemd als het li...