Wat is de betekenis van Positief (1)?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Positief (1)

Positief (1) - bn. bw. (...ver, -st), vast, zeker: ik weet het positief; — positief recht, het stellige recht, in tegenstelling der hypothese; — hij verklaarde positief, beslist, zeker; — de positief-christelijke beginselen belijden; — in tegenstelling met negatief, om iets stelligs, zekers aan te duiden; — (aardr.) po...