Poot (2)
Poot (2) - v. (poten), (plantk.) stekje, loot; jong boompje dat men langs de wegen plant; — (fig.) iets in de poten sturen, verkeerd sturen; — poten zullen boomen worden, kinderen zullen eens groot worden (gew.) roode beet, kroot : van middag eten wij poten