Pook
I. m. (poken), 1. puntig omgebogen ijzer om het vuur op te porren; 2. (bij uitbr.) dikke naai- of breinaald : brei jij altijd met zulke poken? — haarspeld : wacht, ik zal even die poken uit mijn haar halen; — slechte of plompe pen. II. v. (poken), 1. (Zuidn.) zak: een pook meel; 2. (gew.) buik, lijf: iem. op zijn pook geven, hem afr...