Wat is de betekenis van Polytrichum?

Polýtrichum Dill. [J. J. Dillenius], - van Gr. polus, veel; thrix (trĭchos), haar. Waarschijnlijk zinspeelt de naam op het dicht langharige huikje; hij zou ook kunnen doelen op de talrijke haarvormige bladeren.

Polytrichum, - plantengeslacht der Mossen, klasse der Bladmossen, met meer dan 100 soorten, vooral in de gematigde streken. Ook in Nederland komen een aantal soorten voor in bosschen (plaat Boschbodem I, fig. 9) of op de heide. Het zijn soms zeer forsche planten met stevige, eenigszins stekelige, vrij hooge bladeren en groote sporekapsels op lange...

plantengeslacht uit de familie →Polytrichaceae, met ca. 100 soorten bladmossen, over de gehele wereld verspreid. Het zijn overblijvende plantjes, met stijf opgerichte, zodevormende, bebladerde stengeltjes. De antheridiën staan vaak aan de stengeltop in bekertjes, die door roodgekleurde omwindselblaadjes gevormd worden. Sporekapsel met enk...

L., Vrouwenhaar (fam. Bryaceae), van de klasse der Bladmossen, onderscheidt zich door eindelingsche vruchtstelen (seta), door een urn (theca), die door een vlies gesloten en aan den rand met 32—64 tanden bezet is, terwijl over het vliezig deksel nog een huik (calyptra) aanwezig is, met benedenwaarts hangende, glinsterende haren. P. communes L...

Polytrichum L. (vrouwenhaar) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Bladmossen. Het onderscheidt zich door eindelingsche vruchtstelen, door eene met een vlies geslotene zaaddoos, aan den rand met 32 of 64 tanden bezet en door eene huik met benedenwaarts hangende, glinsterende haren. Van de 13 soorten van dit geslacht komen 6 in Europ...