Pof
I. i. tw., nabootsing van het doffe geluid van een stoot of slag: pof! daar viel hij op de grond; ii. zn., m. (-fen), 1. klap, slag, stoot, inz. stevige stoot met gebalde vuist; 2. plof, knal: poffen uitdelen. II. in de uitdr. op de pof, 1. op de pof kopen, halen, op krediet kopen of halen; 2. op de pof gaan, overkomen, (van soldaten) zonder...