Wat is de betekenis van Ploeg (1)?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ploeg (1)

Ploeg (1) - Ploeg m. (-en), landbouwwerktuig om de aardoppervlakte om te keeren, om te leggen: Duitsche ploeg; Waalsche ploeg; — achter den ploeg loopen, den ploeg sturen, (ook) boer zijn; — (fig.) lustig aan den ploeg gaan, vroolijk, welgemoed aan den arbeid beginnen; — de handen aan den ploeg slaan, zich aan ‘t werk bege...