Pletter
I. PLETTER m. (-s), persoon, machine die plet. II. PLETTER in de bw. uitdr. te pletter, geheel stuk, kapot, aan gruis : te pletter slaan; te pletter vallen ; hij viel van het dak te pletter, morsdood.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. PLETTER m. (-s), persoon, machine die plet. II. PLETTER in de bw. uitdr. te pletter, geheel stuk, kapot, aan gruis : te pletter slaan; te pletter vallen ; hij viel van het dak te pletter, morsdood.
Muiswerk Educatief (2017)
pletter - bijwoord uitspraak: plet-ter 1. helemaal stuk ♢ de vaas viel te pletter 1. zich te pletter schrikken [heel erg schrikken] Bijwoord: plet-ter
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
1. m. pletters (persoon, machine die plet); 2. zegsw.: te slaan, d. i. vermorzelen; te pletter vallen, morsdood.
Jozef Verschueren (1930)
I. ('plettər) m. (-s) hij die plet. II. ('pletter) [het pletteren) alleen in de uitdr. te -, stuk: te slaan, trappen, vallen; hij viel te -, morsdood.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: