Wat is de betekenis van Plankier?

(<Fr.), o. (-en), 1. bekleding, bevloering met planken: het plankier van een vissersschuit, van een balkon; — houten bevloering boven het water achter huizen, om er op te kunnen wassen, spoelen enz.; zulk een houten bevloering langs dijken van kanalen enz., aan plaatsen waar vaartuigen aanleggen; — houten dansvloer buiten; 2....

(het; -en) KR - bevloering met planken van vier bij vier meter waarop gewichtheffers hun wedstrijden tillen. • Komt een gewichtheffen tijdens een wedstrijd van het plankier af, bijvoorbeeld omdat hij ongewild aan de wandel gaat, dan wordt zijn beurt ongeldig verklaard. (KRUKP)

houten vloer; perron van een spoorwegstation (vero.)

o., vloer

o. plankieren, plankiertje (o.-Fr. planchier: een bekleding met planken: houten vloer van steigers, aanlegplaatsen enz.; naam voor het perron v. e. spoorwegstation; Z.-N. stenen bevloering langs huis of stal, trottoir).

(plan'ki:r) o. (-en; -tje) [Fr. plancher] plankenvloer: het in een vissersschuit, op een steiger van een aanlegplaats.

Vloer.

[<Fr.], o. (-en), 1. bevloering met planken: het plankier van een vissersschuit, van een balkon; houten bevloering boven het water, om erop te kunnen wassen; ook wel landingsplek; houten dansvloer buiten; 2. (gew.) trottoir.

plankier - o., vloer.