Pit (3)
Pit (3) - Pit o. merg, kracht: het pit van een vlierboom; — (fig.) innerlijke waarde, zelfstandigheid, het beste, kern: daar zit pit in dat laken; — er steekt niet veel pit in die redeneering, de inhoud beteekent niet veel; — er zit nog pit in, geestkracht, energie; — ik heb dien vent pit gegeven, een flink pak slaag.