Wat is de betekenis van Pit (2)?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pit (2)

Pit (2) - Pit v. (-ten), katoen (eener lamp of kaars), kousje; — brander: gaspitten; — vlam: de lamp brandt met een klein pitje; — lamp: — (toon.) op de pit leunen, op den souffleur spelen.