Wat is de betekenis van Pik (3)?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pik (3)

Pik (3) - Pik v. (-ken), (landb.) eene soort van kleine zeis met korten steel, die men met de rechterhand zwaait om de korenhalmen af te kappen; — pikhaak; — pikhouweel.