Wat is de betekenis van paviljoen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paviljoen

(<Fr.), o. (-s), 1. (hist.) tent; inz. grote, geriefelijke en van een kap voorziene legertent voor voorname personen; 2. (veroud., gew.) baldakijn: vier mannen droegen het paviljoen in de processie; 3. (op vaartuigen) tentvormige verhoging op het achterdek ; fraai versierde kajuit aan de achtersteven; eerste kajuit op een stoomboot; 4. afzonde...

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

paviljoen

(2016) (euf.) veredelde tent als opvangplaats voor asielzoekers. • Vluchtelingen in de opvanglocatie Heumensoord bij Nijmegen, de grootste in Nederland, verblijven in paviljoens. Paviljoens is een eufemisme voor de veredelde tenten die elk zo'n duizend mensen huisvesten. Ze zijn opgedeeld in tien compartimenten met elk twaalf kamers. (Annelie...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

paviljoen

paviljoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: pa-vil-joen 1. bijgebouw, bijvoorbeeld van ziekenhuis ♢ in dit paviljoen liggen de longpatiënten 2. huisje in een park waar je iets kunt drinken ♢ mi...

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Paviljoen

bijgebouw; grote tent; luchtig buitenverblijf

2025-07-25
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Paviljoen

Paviljoen - hoog opgebouwd achterschip naar analogie van oude schepen uit vroeger eeuwen. Er is momenteel seriebouw van paviljoengrundels, terwijl er nog enkel paviljoentjalken in de vaart zijn.

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

paviljoen

sien pawiljoen.

2025-07-25
Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Paviljoen

Tuinhuis of buitenhuis. Rechthoekig vooruitstekend onderdeel van groot gebouw, geplaatst op de hoeken of in het midden van de gevel.

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Paviljoen

o., tuinhuis, zomerhuis; bijgebouw; achterdek; scheepsvlag.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

paviljoen

(Fr. pavillon), o. tentdek; tentbed; bij- of zijgebouw, vleugel a. e. gebouw; zomer- of tuinhuisje; elke vaan met de nationale kleuren, inz. (scheeps)vlag.