Wat is de betekenis van Passabel?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Passabel

(<Fr.), bn. bw., 1. passeerbaar, gepasseerd of overgegaan kunnende worden: moerassen passabel maken; 2. draaglijk, redelijk goed: die studie is nogal passabel; hoe gaat het? passabel. PASSA'GE (Fr.), v. (-s), 1. handeling van het passeren, inz. verkeer, drukte: hier is weinig passage, er passeren hier weinig mensen; door deze sluis is...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Passabel

[Fr. passable] bn & bw ermee doorkunnend, vrij goed, draaglijk.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Passabel

draaglijk; passeerbaar

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

passabel

deurgaanbaar; draaglik.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Passabel

draaglijk; lijdelijk; middelmatig.

2025-07-24
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Passabel

passabel; begaanbaar; middelmatig, tamelijk.

2025-07-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

passabel

draaglijk, er mee door kunnend, tamelijk goed.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

passabel

bn., passabele (Fr. passable; 1 overgegaan kunnende worden; 2 middelmatig, draaglijk): 1. de moerassen moesten passabel gemaakt worden; 2. de aardappelen zijn passabel.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

passabel

(pas'sa;bәl) bn. en bw. [Fr.] 1. gepasseerd, overgegaan kunnende worden: een moeras maken. 2.redelijk goed, draaglijk: de aardappelen zijn -.

Gerelateerde zoekopdrachten