paradisiacus
paradisíacus (-a, -um), - Lat. transcr. van Gr. paradeisiăkos (van paradeisos, dierentuin, park, bij uitbreiding de hof van Eden, waar Adam, de eerste mensch, en de later tot zijn hulpe uit hem geformeerde vrouw Eva mochten wonen, totdat zij zich die gunst onwaardig hadden gemaakt door het eten der verboden vrucht), in het para...