paardeboon
(de, -bonen), (niet alg.) 1. gekweekt kruid met witte, roze of paarse vlinderbloemen (Canavallia ensiformis, Bonenfamilie). Zie Vinken 103. 2. peul van deze plant die als snijboon gegeten wordt. - Etym.: AN p. = in Ned. gekweekte cultuurvorm en vrucht van een andere boonsoort van dezelfde familie (Vicia faba).