overstromen (over de rand, veel)
(overstroomde, heeft overstroomd), 1. stromend over de rand lopen: de rivier heeft het land overstroomd; de stortregens overstroomden alles; ook van licht; (fig.) een glans van vreugde overstroomde haar gelaat; 2. in grote hoeveelheid komen over; de markt wordt overstroomd met buitenlands fabrikaat.