ouwenelen
(1983) (euf.) ouwehoeren*, kletsen. • In het rennerskwartier zoek ik graag vrienden op. Ik kan dan met hen lekker kleppen over de motorsport. "Ouwenelen”, zeggen ze hier in Noord-Holland. (Algemeen Dagblad, 08/04/1983) • Ouwenêle, w.w. (Gezellig) babbelen, kletsen. Mog. bevat het w.w. de vrouwenaam Neêl, zodat men klets...