Oudpruisisch
I. bn., betreffende de Oudpruisische taal; II. zn. o., uitgestorven Baltische taal die met het Litouws en het Lets tot de Baltische groep van de Indo-europese talen behoorde. Het Oudpruisisch werd gesproken door het vm. volk van de Borussen, Porussen of Pruisen, dat tegen de 17e eeuw geheel gegermaniseerd is. De vertegenwoordigers van deze uitgest...