oud, (al lang bestaand)
bn. (—er, oud, (al lang bestaand)st), (in de spreekt, in verbogen vormen gewoonlijk ouwe, ouwer), van een bepaalde leeftijd: dat kind is zes weken oud, (al lang bestaand); voor hoe oud, (al lang bestaand) ziet u mij aan?; in de vergr. en overtr. tr. ook zonder bep., ter aanduiding dat iemand vergeleken bij anderen langer geleefd heeft: mijn...