Wat is de betekenis van opschieten?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opschieten

(schoot op, heeft en is opgeschoten), 1. met een snelle beweging omhoog doen gaan; opwaarts schieten ; oplaten : duiven opschieten, uit de hand omhoog laten vliegen; een vlieger opschieten, oplaten; 2. met de hand, een spade enz. omhoog werpen: stenen, zand, schoven opschieten; 3. (onoverg.) met een snelle beweging in de lucht opstijgen: de lucht...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opschieten

opschieten - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-schie-ten 1. er haast mee maken ♢ schiet op, anders komen we te laat 2. snel gaan, vooruit komen ♢ het werk schiet lekker op ...

2025-07-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

opschieten

Ik schiet goed met haar op (kan goed met haar opschieten).

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

opschieten

1. Van pers.: opvliegen, driftig worden. Het heerschap scheen wel een driftige kerel, stout en haastig in zijn doen, bitsig en opschietend van taal, STREUVELS 1964, 60. 2. Van gewassen: in het zaad schieten, doorschieten: de sla is opgeschoten.

2025-07-25
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Opschieten

Opschieten - Rechts geslagen touwwerk: men neemt de tamp in de linkerhand; met de rechterhand wordt telkens een gelijke lengte genomen als een lus met de wijzers van de klok mee in de linkerhand gelegd. Bij links geslagen touw werkt men precies andersom. Zware trossen worden op het dek opgeschoten. Dit gebeurt altijd van buiten naar binnen, zodat d...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opschieten

v., opsjitte; (voortmaken) oanmeitsje, trochsjitte, avensearje; mooi —, in moai, hiel ein hinne komme; — met het werk, oan ’e efterste foet skonk lûke; nietmet het werk, mostermealle; (voortgang vinden), eine, opeine; niet, foar it krûs sit...

2025-07-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Opschieten

(1), een tros oprollen; (2) oploevend, een eind tegen de wind invaren

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opschieten

schoot op, h. (1, 4), i. (2, 3, 5, 6) opgeschoten (1 naar boven schieten, doen gaan; 2 groeien; 3 vooruitkomen, vorderen; 4 in bochten leggen; de beuglijn in rondingen van ½ m middellijn opleggen, d. i. op een hoop leggen, met de aanlijntjes naar de buitenzij; 5 Z.-N. in het zaad schieten; 6 Z.-N. driftig worden): 1. duiven opschieten; een v...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opschieten

('op) (schoot op, opgeschoten) I. (heeft) 1. in de hoogte schieten: vuurpijlen -. 2. door schieten opjagen: hazen -. 3. oplaten: vliegers -. 4. Scheepst. geregeld in bochten leggen: touwwerk -. II. (is) 1. snel omhoogstijgen: de luchtballon schoot op. 2. opspringen: bij dat woord schoot hij op. 3. opgroeien: die planten schieten aard...