Wat is de betekenis van Openlopen?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Openlopen

(liep open, heeft opengelopen), 1. openen door er met geweld tegenaan te lopen; in ’t bijz. openrammeien: men liep de poort met een zware mast open; 2. stuklopen: hij heeft zijn voeten opengelopen.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

openlopen

liep open, h. opengelopen (1 met geweld tegen iets aanlopen, zodat het openspringt, inz. door er met een paal tegen te rammeien; 2 al lopende een gat maken in; stuklopen); 1. het grauw was bezig de deur open te lopen; 2. zijn voeten openlopen.

Gerelateerde zoekopdrachten