Openlopen
(liep open, heeft opengelopen), 1. openen door er met geweld tegenaan te lopen; in ’t bijz. openrammeien: men liep de poort met een zware mast open; 2. stuklopen: hij heeft zijn voeten opengelopen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(liep open, heeft opengelopen), 1. openen door er met geweld tegenaan te lopen; in ’t bijz. openrammeien: men liep de poort met een zware mast open; 2. stuklopen: hij heeft zijn voeten opengelopen.
M. J. Koenen's (1937)
liep open, h. opengelopen (1 met geweld tegen iets aanlopen, zodat het openspringt, inz. door er met een paal tegen te rammeien; 2 al lopende een gat maken in; stuklopen); 1. het grauw was bezig de deur open te lopen; 2. zijn voeten openlopen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: