Wat is de betekenis van Oostindisch doof zijn?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Oostindisch doof zijn

(1862) (oorspr. in Ned.-Indië) de schijn aanhouden alsof men iets niet hoort, wanneer men toegesproken wordt. Inlandse bedienden hadden een hekel aan hun Nederlandse bazen en deden vaak alsof ze opdrachten niet begrepen. Zo konden ze werkjes waarin ze geen zin hadden, vaak uitstellen of afschuiven op hun vrienden. • Het is de taal der fie...

2025-07-28
Spreekwoordenboek

Ed van Eeden (2017)

Oostindisch doof zijn

De ambtenaar hield zich Oostindisch doof: de ambtenaar deed alsof hij niets hoorde.

2025-07-28
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Oostindisch doof zijn

doen of men niets hoort, vermoedelijk naar de gewoonte der Oostindische vorsten, die zich houden of zij de vertoogen der westersche regeeringspersonen niet begrijpen of verstaan, om zoo uitstel voor de vervulling van hun beloften te winnen.