Wat is de betekenis van onverbiddelijk?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverbiddelijk

bn. bw., 1. niet te verbidden, onvermurwbaar: een onverbiddelijk rechter; wetten zijn onverbiddelijk; met onverbiddelijke strengheid optreden; — bw.: iem. onverbiddelijk afwijzen ; onverbiddelijk streng; 2. bw., onafwendbaar, onvermijdelijk: en daarop volgt dan onverbiddelijk dezelfde reactie.

2025-07-26
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

onverbiddelijk

Onverbiddelijk verwijst naar een houding of handelen zonder toegeeflijkheid of genade, waarbij er geen ruimte is voor verzoeken, onderhandelingen of compromissen. Het duidt op vastberadenheid en een vasthouden aan beslissingen, ongeacht de omstandigheden.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onverbiddelijk

onverbiddelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen Zijn onverbiddelijke handelwijze maakte hem tot een gevreesd persoon. Woordherkomst Naamwoord van handeling van verbidden met het voorvoegsel on- met het achtervoe...

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onverbiddelijk

onverbiddelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ver-bid-de-lijk 1. wie zich strak aan de regels houdt en niet toegeeft ♢ pap was onverbiddelijk, we mochten niet naar de disco Bijvoeglijk naamwoord: on-ver-bid-de-lijk ...

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onverbiddelijk

adj., ûnforbidlik, straf.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverbiddelijk

bn., bw. (door bidden niet tot andere gedachten te brengen, onvermurwbaar): een onverbiddelijk rechter; zij had hem onverbiddelijk afgewezen; onverbiddelijk streng.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverbiddelijk

(onvər'biddələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet te verbidden, onvermurwbaar : een rechter; -e wetten. 2. onbarmhartig : afwijzen; logisch, streng.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverbiddelijk

bn. en bw., 1. niet te verbidden, onvermurwbaar: een rechter; wetten zijn onverbiddelijk; 2. zeer: streng; 3. onweerspreekbaar: onverbiddelijke logica; bw., onvermijdelijk: en daarop volgt dan onverbiddelijk dezelfde reactie.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverbiddelijk

bn. bw. niet te verbidden, onvermurwbaar : een onverbiddelijk rechter; — niet door beden af te wenden of te verzachten : met onverbiddelijke strengheid optreden; — bw. iem. onverbiddelijk afwijzen; onverbiddelijk streng. ONVERBIDDELIJKHEID, v.